Waarom koos je voor onderwijs na de studie theologie?
‘In 1985 studeerde ik af en ik dacht: ik ben nog veel te jong om predikant te worden. Godsdienstpedagogiek was onderdeel van mijn studie, waarbij ik een tijdje voor de klas stond. Dat was goed bevallen, dus ik besloot eerst eens vijf jaar in het onderwijs te gaan. Ik werd godsdienstdocent op de Factoor.’
Heeft de studie je manier van denken en doen bepaald?
‘Ik ben gefascineerd door geloven. Het heeft te maken met vertrouwen, met iets toelaten waar je geen grip op krijgt. Daar wilde ik meer van snappen. Tijdens de studie leerde ik te leven met twijfel. Twijfel en vertrouwen liggen voor mij heel dicht bij elkaar. Vertrouwen is elkaar in de ogen kijken en van het goede uitgaan.
Theologie heeft me geleerd om met nog meer aandacht vragen te stellen. Daar zit ook de rode draad in van 37 jaar Landstede. Ik heb geleerd om nieuwsgierig te zijn naar waarom mensen dingen doen, waarom ze denken wat ze denken, geloven wat ze geloven en daar het gesprek over aan te gaan. Niet omdat ík een verhaal te vertellen heb, maar omdat ik geloof dat je samen betekenis kunt ontdekken door te praten over wat je drijft. De ontmoeting is essentieel.’
De ontmoeting is de rode draad?
‘“In den beginne is de relatie, alle werkelijke leven is ontmoeting”, zei ooit de filosoof Martin Buber. Eigenlijk begint alle leven met ontmoeting. Het gaat niet om de competentie, om de kwaliteit, maar altijd om de relatie.
In den beginne was de ontmoeting, dat is de kern van de schepping, dat is het moment dat je wordt. Dus niet het moment je een tik op je billen krijgt en gaat huilen en ademen, maar het moment dat je elkaar in de ogen kijkt en niet alleen ontdekt wie de ander is, maar ook wie jezelf bent. Je wordt mens aan de ander.
En dat is volgens mij de kern van onderwijs. Het worden, het groeien, gebeurt altijd in de relatie. En groeien doe je je leven lang door. Als je me chagrijnig wilt hebben, moet je steeds tegen me zeggen: maar zo ben ik nu eenmaal. Zo zonde van je leven!’
Kon je wat met dit nieuwe inzicht bij Landstede?
‘Mensen zijn vaak met sterfelijkheid bezig, over het feit dat alles een keer afloopt. Maar ik heb het liever over geboortelijkheid, zoals filosoof Hannah Arendt het noemde: over beginnen. En dan heb ik het niet over een nieuwe baan, een ander huis, emigreren of dergelijke.
Als ik terugkijk naar 37 jaar Landstede dan kijk ik terug op vele nieuwe beginnen, nieuwe functies, nieuwe rollen. Ik startte als docent, gaf godsdienstles aan 28 klassen van gemiddeld 32 leerlingen op de meao. Ik ben studiebegeleider geweest, vertrouwenspersoon, opleidingscoördinator, trainer, beleidsadviseur; ik heb heel veel dingen gedaan.
En in elke rol leerde ik iets nieuws over mezelf. Belangrijker is het kleinere: dat elk moment nieuw kan zijn, een moment om te worden. Niet als ‘worden wie je bent’, alsof er ergens een nog onbekende kern zit, maar wórden.’
Heb je een voorbeeld?
‘Als studiebegeleider en remedial teacher hielp ik leerlingen met Nederlands, rekenen en ook bedrijfseconomie en Spaans. Concrete vakken, waarbij je vaak één goed antwoord kon geven. Dat vond ik fijn: als godsdienstdocent had ik nooit exact het goede antwoord.
Ik ontdekte ook dat het bij kinderen met dyslexie niet alleen ging over lees- en schrijfproblemen maar vaak ook over het gebrek aan zelfvertrouwen. Toen ik dat besefte ben ik veel meer leerlingbegeleider geworden. Niet kijken naar wat je in aanleg mist, maar waar je die blokkade hebt opgelopen.
Een voorbeeld van een hele andere orde leerde ik als opleidingscoördinator. Destijds bespraken we altijd alleen maar het gedrag van de leerlingen, niet van onszelf. Daar hebben we toen verandering in gebracht. Hier gaat het ook weer over de relatie, over actie en reactie. Het was nog vóór de tijd, dat we de leerstof of de leraar centraal loslieten.’
Hoe zie je die relatie, die ontmoeting?
‘De relatie in het pastoraat is anders dan in bijvoorbeeld in de hulpverlening, die vaak werkt vanuit duiding en met een beoogd resultaat. In het pastoraat “luister je iemand tot spreken”. Als je goed luistert, hoort iemand vaak zelf ergens een haakje om een deur open te doen.
Op die manier werk ik ook het liefst als beleidsadviseur. Ik luister en ik geef terug wat ik hoor en zie in de specifieke situatie. Het advies wat voor de een goed is, klopt voor de ander niet. Je kunt op de ene plek niet gewoon kopiëren wat je op de andere plek altijd deed. Dat gaat altijd mis.’
Is er wel altijd tijd voor die ontmoeting, die aandacht?
‘Voor mijn afscheidspraatje had ik als titel bedacht: ‘Leven is als een potlood’. Het bijbehorende verhaal gaat als volgt: op de kleuterschool was ik een braaf meisje dat het heel graag goed wilde doen.
Op een gegeven moment brak de punt van mijn gele potlood, toen ik ijverig aan het kleuren was. Ik stapte heel bedeesd op juf Zijlstra af met mijn gebroken potlood, bang dat ik iets fout had gedaan. Ze pakte het potlood, draaide er een nieuwe punt aan, hield het bijna horizontaal en kleurde voorzichtig een stukje.
“Kijk”, zei ze, “je kan het ook zachtjes doen. Probeer het maar.” En ze legde even de hand op mijn schouder. En ik dacht: dat gaat me lukken! Kijk, dit is precies wat een goede juf of meester doet.
Leading from behind: niet aanduwen, niet aantrekken, maar eventjes dat houvast geven als iemand stokt. Weten dat er een hand achter je is, dat je niet valt. In plaats van dat ik op mijn lazer kreeg omdat ik iets stuk had gemaakt, was ze helemaal niet boos.
Ik kreeg een nieuwe punt aan mijn potlood, ik kreeg iets voorgedaan, ik kreeg een schouderklopje en ik kon weer verder. Dat is waar aandacht om draait. Ik denk dat juf Zijlstra een klas van veertig kinderen had. Ze had helemaal geen tijd voor persoonlijk contact. Maar wat ze in dat ene kleine momentje deed, was perfect. Je moet weten wanneer je er moet zijn.’
Identiteit is ook een rode draad?
‘Ik ben gefascineerd door de vraag wat mensen drijft, waar ze voor gaan, wat ze vertrouwen geeft. Dat gaat over de mens die wordt. Het draait om aandacht voor zingevingsvragen, ooit één van de waarden van Landstede Groep.
Het betekent dat je mensen op de plek brengt waar ze hun persoonlijke antwoord kunnen vinden op hun eigen vragen. Dat vind ik heel belangrijk. De waarden zijn nu veranderd in de werkwoorden ontdekken, ontwikkelen en ontmoeten. Het is niet hetzelfde, maar je komt er wel een eind mee. Het gaat om leren leven.
Het gaat wat mij betreft ook om de opdracht die we hebben om te zorgen dat de wereld een beetje beter wordt. Dat ieder mens mee kan doen. Dat we niet alleen voor onszelf op de wereld zijn, maar ook voor elkaar. Dat kan alleen maar als we samen de schouders eronder zetten. Ook in het onderwijs.’
Waar komt je passie vandaan?
‘Het is niet zo dat ik mijn eigen zielenleed recht moet gaan zetten. Ik vind echt dat iedereen gelijkwaardig mee moet tellen. Als ik destijds in de jaren tachtig als vrouw predikant was geworden, was dat wel een dingetje geweest. Vrouwen mochten toen nét predikant worden.
Dertig jaar geleden ging ik voor in een gemeente die moest beslissen of ze in de betreffende classis (kerkelijke regio, red.) wel een vrouw als predikant wilden. Er moest eerst maar eens een vrouw van buiten komen en “die Jansen uit Kampen kon je wel hebben”.
Na de dienst kwam de predikant naar me toe. De zaal zinderde van de spanning. Hij gaf me een hand en zei: ‘U hebt laten zien dat een vrouw ook kan wat een man kan’. Het is zo’n moment waarop je beseft dat je ook maar zo buitengesloten had kunnen worden als vrouw.
Een ander moment was op Curaçao, toen ik graag geitenvlees wilde proeven en zo terecht kwam in een restaurant waar ik de enige witte was. Sindsdien begrijp ik veel beter hoe het andersom werkt.
En toen ik twaalf was en met mijn nichtje van zestien op stap was, die al haar hele leven in een rolstoel zat, ging men over haar hoofd met mij praten in plaats van met haar. Ze had een probleem met haar benen, niet met haar hoofd… Dat zijn van die ervaringen die mij bijblijven. Ik wilde daar wat mee.’
Heb je het gevoel dat je wat hebt kunnen betekenen in je werk?
‘Dat weet ik niet. Mijn teamleider Marga Molenkamp zei bij het afscheid iets heel moois: “Ik denk dat in heel veel mensen een stukje Nieke zit.” Dat voelde echt als een compliment, als waardering. Kijk, dat is wat ik bedoel met: “Je wordt mens aan de ander”.
In mij zitten ook stukjes van anderen. Van juf Zijlstra. Van mijn ouders. Van m’n teamleider die tijd maakte voor wat er toe doet. Van de medezeggenschapsraad, die vaak als vechtplek wordt gezien met fel debat, waar we het voor elkaar hebben gekregen om ook stil te zijn en samen te bouwen.
Er zit een stukje van één van mijn directeuren in me, die me leerde dat je soms moet “dimdammen”; aangeven wat je nodig hebt als je iets goed wilt doen, en ook de moed hebben om nee te zeggen als de voorwaarden niet kloppen.’
Er is in die 37 jaar heel veel gebeurd in onderwijsland in het algemeen en bij Landstede in het bijzonder. Hoe kijk je terug?
‘Ik ben blij dat we bij Landstede geleerd hebben om oog te hebben voor studenten en leerlingen. Er is een tijd geweest dat dat niet aan de orde was, met dertig leerlingen in de klas die het programma van de dag afdraaiden. Er is nu ook aandacht voor de individuele mensen, waarbij de samenhang, de ontmoeting toch belangrijk blijft.
Het is belangrijk om steeds die mens te blijven zien achter alle cijfers en targets waaraan we moeten voldoen in het onderwijs. Wat we ook niet moeten vergeten is dat zingevingsvraagstukken en leren leven de corebusiness vormen van het onderwijs, dus mensen die daarmee puzzelen moeten we niet te snel doorverwijzen naar specialisten en psychologen.
Ook een punt van aandacht is de druk op scholen vanuit de samenleving. Als mensen niet gaan stemmen, als er meer geweld wordt gebruikt, als ze radicaliseren of verslaafd worden: het moet allemaal op school opgelost worden bij burgerschap. Daarmee leg je een claim op het onderwijs waarvan ik denk: zo werkt het niet. Het is niet een kwestie van als je maar wat voorlichting geeft dan gebeurt het niet.’
Heb je nooit spijt dat je geen predikant bent geworden?
‘Nee. Als ik dat had willen worden, dan had ik dat gewoon kunnen doen. Ik koester alles wat ik hier heb mogen doen. Het was over het algemeen geweldig werk, anders was ik niet zo lang gebleven. Natuurlijk was er wel eens wat. Maar ik ben loyaal en trouw, dat zit in mijn systeem.
Als ik denk: zijn ze nou helemaal gek geworden, dan wil ik het eerder verbeteren dan dat ik er voor wegloop. En soms helpt het om een plekje op te schuiven. Dat is de zegen van zo’n grote organisatie met de vele loopbaanmogelijkheden.’
Wat ga je nu doen?
‘Tijd en aandacht hebben voor wat m’n hart heeft. Het leven thuis, m’n moeder van bijna 95. Ik ben blij met de nieuwe vrijheid, ook al wordt het geen leven zonder vastigheden. Ik zit in de gemeenteraad van Kampen en blijf tot april 2026 een halve dag per week werken voor het Practoraat Verschillen waarderen. Of ik het werk ga missen? De mensen ga ik vooral missen, ik heb hier een geweldig leuke werkomgeving gehad. Het is oprecht mooi geweest.’