Onderwijsmagazine

Goodbye Els Vijfhuizen

Wie ben je, wat doe je?
‘Ik ben Els Vijfhuizen, 61 jaar en nu nog directeur van Landstede MBO, van de decreatieve opleidingen, ICT en horeca. Wat ik doe? Vooral luisteren en praten.  Ja, het is inspireren, adviseren, voorstellen doen, organiseren en besluiten nemen. Na dit schooljaar stop ik bij Landstede MBO. Ik wil graag nog een paar jaar als zelfstandige aan de slag. Meer richting interim werk. Per 1 augustus ga ik uit dienst.

Ik zit graag overal in en bij. Dat komt door mijn functie, maar het is ook de aard van het beestje. Vanuit het werk ben ik betrokken bij een jaarlijks cultureel festival in Zwolle en zit ik bij het landelijk examenbureau voor de Creatieve Sector. Daarnaast beweeg ik veel; wandelen, fietsen, zwemmen. En ik heb vijf jaar in het bestuur van het openluchtbad gezeten. Toen ik daar stopte, ben ik een opleiding Interieurdesign gaan volgen. Dat creatieve trekt mij enorm. Ik heb vooral in oude huizen gewoond waar geen muur of plafond in huis recht was. Daar kon ik lekker klussen en daar word je vanzelf handig van. Als mijn dochter belt of ik kan helpen behangen, kom ik direct. Voor mij is dat ontspanning.

Ik heb een zoon en een dochter en ben oma: het tweede kleinkind is onderweg. Ik woon alleen. Een min of meer bewuste keuze, zodat ik kan doen en laten wat ik wil. Af en toe kom ik bij het klussen een paar handen tekort, maar ik vermaak mij prima. Ik ga regelmatig op pad met vrienden en dan praten we veel. Ja, ik ben wel iemand die houdt van een stevig gesprek.

Er zit wel iets ongedurigs in mij. Onrust. Toen ik voor de klas stond, vroegen leerlingen soms: mevrouw gaat u alstublieft weer even zitten? Haha. Tja. Mijn kinderen ook. Die zeggen dan: mam, doe nou even rustig. Ik laat mij graag leiden door ingevingen. Een tweede huis in Frankrijk? Gaan we doen!  Ja, misschien een beetje eigenwijs. Ik zeg vaak: ik luister nooit, ik neem alles ter kennisgeving aan…’

Hoe was je zelf als leerling?
‘Een hopeloos geval, volgens de schoolleiding. Ik woonde in Friesland en deed atheneum in Sneek. Ik moest dagelijks 25 kilometer fietsen en kwam door tegenwind vaak te laat. Ik heb veel straf gehad. Dan stond je voorin de klas met één been in de prullenbak. Rare straffen had je toen. Ik ging dan verhaal halen bij de rector, maar dan kreeg je nog meer straf. Erg diplomatiek was ik niet.

Ik hield van tekenen, maar in de klas moest ik altijd iets natekenen waarbij alle kleuren en vormen al vastlagen. Dikke onzin, vond ik dat. Dus dan werd ik er weer uitgestuurd. Met die creatieve inborst paste ik niet echt in het systeem, zullen we maar zeggen. Dus ik ging van school af. Pa en ma kwaad. Want ja, thuis was ik ook lastig. Vervolgens werd ik verbannen naar mijn opa en oma. Toen heb ik een paar maanden in de horeca gewerkt, maar daar kon ik mijn draai niet vinden. Dus terug naar school en ondanks een flinke achterstand ben ik het jaar erop toch nog geslaagd voor het atheneum.’

 

Waarom koos je voor het onderwijs?
‘Mijn vader had bedacht dat ik rechten moest gaan studeren, maar dat vond ik te veel regels. Het werd de lerarenopleiding in Leeuwarden. Ik koos voor de vakken Economie en Maatschappijleer, want het waren de jaren zeventig en er gebeurde van alles in de wereld. Ik ben uit huis gegaan en had bijbanen om alles te bekostigen. Lange tijd werkte ik in de huishouding bij een gezin. Maar ik heb ook heerlijk genoten van de studietijd; toen had je nog zes jaar. En veel demonstreren, jongens! Tegen de atoombom, kistkalveren, zure regen en noem maar op. Ik werd vegetariër en genoot ervan dat ik zelf keuzes kon maken.

Na mijn studie heb ik in Leiden, Rijnsburg en Katwijk lesgegeven en later kon ik bij De Factoor terecht in Zwolle. Terug naar het oosten. Begin jaren tachtig had je veel werkloosheid, dus ik was blij met mijn baan. En De Factoor werd uiteindelijk Landstede, waar ik op meerdere locaties heb gewerkt. Eerst als docent, later in het management. Als ik ergens voor kies, dan stop ik daar mijn hele ziel en zaligheid in. Of ik nu voor de klas sta of in de directie zit. Dat maakt voor mij geen verschil.’  

Wat hoop je in dit laatste schooljaar nog te bereiken?
‘Tot de zomervakantie is het vooral zaken overdragen. Te veel om op te noemen. Er is genoeg gebeurd in de afgelopen jaren en dat beschouw ik als een teamprestatie. Het samensmeden van alle afdelingen tot één çluster heeft bijvoorbeeld veel inzet gevraagd. Dat begon al heel basaal bij het regelen van voldoende stoelen en tafels voor alle opleidingen. Maar we hebben ’t echt van onderaf opgebouwd.’

Wat kunnen jonge docenten van jou leren?
‘Dat je trots moet zijn op wat je doet, ook al lukt niet alles wat je zou willen doen. Ik geloof in de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Natuurlijk maakt het uit waar je wordt geboren en hoe je bent gevormd, maar je hebt uiteindelijk zelf een keuze. In alle omstandigheden kan je zelf een pad kiezen.’ 

Waar had je zelf iets meer tijd in willen steken?
‘In het koffie drinken met collega’s. Die gesprekken zijn enorm waardevol, maar schoten er door de volle agenda nog weleens bij in. Ja, aandacht is misschien wel het belangrijkste aspect binnen onderwijs. Studenten, docenten; iedereen wil gezien worden.’

Wat ga je missen als je straks afscheid hebt genomen?
‘Ik ben nooit zo bezig met terugkijken. Ik vind werk leuk en ik ga de mensen missen. De reuring, de gesprekken. Maar een loopbaan bestaat uit meerdere stappen. Daar hoef je niet dramatisch over te doen. Ik heb allerlei banen gehad en na een paar jaar word ik altijd wat onrustig. Dan denk ik: het staat hier redelijk in de steigers, tijd voor iets anders.’

Welke hobby of passie komt jou goed van pas?
‘Toch ook wel het ondernemerschap en het zakelijke instinct. Die financiële kaders heb je nodig, want je kunt van een euro niet tien euro maken. En ik ben vrij nuchter. Ik heb zoiets van: kort en bondig kan ook. En als het niet zus kan, dan maar zo…

Wat zou je schrijven in een brief aan de minister van onderwijs?
‘Een goed opgeleide professional moet niet bezig zijn met formulieren. Die heeft een vak geleerd en moet kunnen coachen. Dus dat is mijn boodschap aan de minister: neem medewerkers in het onderwijs serieus.’

Wat vind je prettig aan deze coronaperiode?
‘Ik vond het een pittig jaar. Dat vele thuiszitten, al die beperkingen. Nee, helemaal niet prettig. Het digitaal onderwijs heeft ons uit de brand geholpen, maar kostte veel energie. Leerachterstanden zijn vervelend, maar vooral op korte termijn. Studenten hebben nog een heel mensenleven om dingen te leren.

Zorgwekkender vind ik het sociale aspect. Als school ben je er ook voor studenten die het thuis moeilijk hebben. Opeens zaten zij alle dagen thuis, op hun kamertje. Dat heeft meer impact gehad dan we nu denken. Terwijl je ook weet dat de mens zich altijd aanpast. Als ‘t moet, zijn we hartstikke flexibel.

In het afgelopen jaar hebben we veel bijgeleerd. Ik vind ook dat scholen beter kunnen nadenken over de planning van lessen. Voorheen lieten we studenten soms een uur reizen voor twee uurtjes les. Maar zoiets kan ook digitaal en bespaart een hoop tijd en gedoe voor studenten.’

Wat is je lijfspreuk?
Kijk vooral naar wat je allemaal wél hebt, anders beperk je je vrijheid en creativiteit. Ik ben in Afrika geweest en daar zag ik kinderen bezig met ijzerdraadjes. Ze maakten er speelgoedvliegtuigjes van. Ja, van niets iets. En ze waren er blij mee. Terwijl wij in Nederland vaak zeuren om ‘t kleinste ongerief, lieten die kinderen zien dat er áltijd mogelijkheden zijn. Mooi toch?’