Onderwijsmagazine

Goodbye Hugo Teekens ‘Ik heb veel geduld met mensen’

Ben jij werkzaam bij Landstede Groep, gaat je loopbaan veranderen en wil jij daarover vertellen in deze rubriek? Stuur een bericht naar redactie@zinmag.nl of naar 0628364207.

Wie ben je, wat doe je?
‘Mijn naam is Hugo Teekens, ik ben 65 jaar en werk zo’n acht jaar als conciërge bij mbo Menso Alting in Zwolle. Eind dit jaar ga ik met pensioen. Ik ben getrouwd en vader van vier zonen, waarvan er drie ook in het onderwijs werken - net als mijn vrouw trouwens. Ik ben geboren in Zuidhorn en verhuisde op mijn zesde naar Meppel, waar ik ook na mijn trouwen bleef wonen. Achttien jaar geleden zijn we verhuisd naar een woonboerderij in Koekange, want wij wilden graag buiten wonen. Inmiddels hebben we twee pony’s, zes kippen, twee konijnen, flessenlammetjes en een poes. Dat laatste is bijzonder, want ik was altijd bang voor poezen. Maar die angst heb ik daar overwonnen.

Ik kom uit een gezin met negen kinderen. Mijn vader werkte op een school, mijn zus ook. We zijn allemaal goed in het verzorgen, dat liefdevolle hebben we van thuis meegekregen. Ja, ook de mannen. Een baby verschonen of andere huishoudelijke taken; geen probleem. Mijn moeder was met iedereen begaan. Toen ze 90 werd, kende ze nog alle namen en geboortedata van de vele kleinkinderen.

Ik heb veel plezier in mijn werk en dat komt ook door mijn collega’s Bert van de Ridder, René Holkema, Eddy van Emmen en Claudia van Betten. Het is een mooi team. Voordat ik op school kwam, heb ik 34 jaar bij Boom uitgevers gewerkt in Meppel.

We gaan graag naar de kerk en zijn lid van de Gereformeerde Kerk vrijgemaaktin Meppel. Een moderne, fijne gemeente die goed bij ons aansluit. De christelijke identiteit van school vind ik ook belangrijk. Je merkt dat mensen oog hebben voor elkaar en je kunt samen een goed gesprek voeren. We zitten in hetzelfde gebouw als de collega’s van Landstede MBO. Die contacten onderling zijn heel prettig; dat geeft een fijne werksfeer.

Ik heb mijn opleiding gevolgd op de lts in Meppel, waar ik de diploma’s machinebankwerken & elektricien behaalde. Maar bakwerken vond ik niet zo interessant, dus ik werkte eerst vijf jaar als elektricien. Tijdens een klus bij uitgeverij Boom hoorde ik dat ze een graficus zochten op de advertentieafdeling. Zo ben ik daar ingerold en heb ik carrière gemaakt, maar door digitalisering verdwenen steeds meer banen. Ik overleefde vijf reorganisaties, maar onze afdeling werd uiteindelijk boventallig. Ja, zoiets is zuur. Een groep van 25 man kwam op straat te staan.

Ik belandde in de WW en ging na twee maanden aan de slag als woonbegeleider bij Sprank. Dat beviel best goed, maar het was een contract voor 12 uur per week. Dat was te weinig. Via mijn zoon Rob, die docent is bij Menso Alting, hoorde ik over de vacature van conciërge. Zo is dat balletje gaan rollen. Heel eerlijk: ik verdien een stuk minder dan bij Boom, maar ik heb veel meer plezier in mijn werk. Ik geef bijvoorbeeld ook gastlessen rondom BHV, gebouwenbeheer en logistiek.’

Hoe was je zelf als leerling?
‘Ik heb dyslexie en dat is vroeger op de lagere school niet goed opgepakt. Ze dachten dat ik het niveau niet aankon, want ik maakte veel schrijffouten. Als kind voelde ik mij onzeker op school. Maar ik had een groot voordeel: ik was supergoed in voetbal en ook later – toen ik op de lts zat – speelde ik al vrij jong in het eerste elftal van FC Meppel. Dat gaf zelfvertrouwen en ook zelfrespect. Ja, ik werd gezien en gewaardeerd om wie ik was en wat ik kon. Ik zat bij de lts ook nog op atletiek en volleybal; door die sportieve kant  werd er wel positief naar mij gekeken.’

Waarom koos je voor het onderwijs?
‘Als conciërge sta je voor iedereen klaar. Ook studenten hebben  aandacht nodig. De ene keer gaat het om   een pleister, de andere keer zijn ze misselijk of hebben ze een lekke band. Die vaderlijke rol vind ik prettig; verzorgen, liefde geven, veiligheid bieden. En dan ook leren loslaten, zodat ze zelf verantwoordelijk zijn. Dat heb ik ook bij onze kinderen gezien: zelfstandig keuzes kunnen maken is heel belangrijk.

Onderwijs is teamwork. Een keer per week hebben we uitgebreid overleg en plannen we takenop zo’n planbord met kleurtjes. We bespreken samen welke klussen goed of minder goed lopen. Binnen school is er waardering voor ons werk, al wordt de bijdrage van een conciërge niet altijd op waarde geschat. Je moet overal iets vanaf weten en met iedereen goed om kunnen gaan. Dat vraagt ook pedagogische vaardigheden, maar dat is niet altijd zichtbaar. Als ik op een verjaardag vertel wat ik doe, zullen ze niet doorvragen wat het dan precies is. O ja, conciërge…’

Wat hoop je in dit laatste schooljaar nog te bereiken?
‘Ik kwakkel met de gezondheid – ik heb drie oogoperaties gehad en last van hartritmestoornissen. Daarom werk ik nu maximaal drie uur per dag. Ik bouw wel op, maar qua energie gaat het niet zo vlot. Op school is iedereen heel schappelijk en meelevend. Ik doe nu onder meer het kluisbeheer en ben bezig met het afvalbeleid, dat gaat zorgen voor betere afvalscheiding. Ja, zoiets puzzel ik helemaal uit. Ik wil graag van betekenis blijven, maar hoop ook dat ik dit jaar op een ontspannen manier kan afronden.’

Wat kunnen jonge collega’s van jou leren?
‘Ik ben analytisch en oplossingsgericht. Door mijn werkervaring heb ik een duidelijke visie over hoe je iets aanpakt. Ook ben ik consequent; een afspraak moet je nakomen en als dat niet lukt, ga je in overleg met elkaar. Daarnaast heb ik veel geduld met mensen en in situaties kan ik rustig en snel handelen.’

Waar had je zelf iets meer tijd in willen steken?
‘Een van mijn valkuilen is dat ik mij te verantwoordelijk voel. Bij de uitgeverij voelde het soms alsof het deels mijn bedrijf was. Een beetje té betrokken. Daar heb ik wel van geleerd. Ik deed een uitgebreide beroepenoriëntatie en daaruit bleek dat ik problemen snel naar mezelf toe trek. Daar waak ik nu voor. Tegelijkertijd is het mijn kracht: ik kan er helemaal voor gaan.’

Wat ga je missen als je straks afscheid hebt genomen?
‘Alle contacten, maar zeker ook de gesprekken met collega’s. Als conciërge ontmoet je de hele dag door mensen. Van een student die te laat op school is tot een vertegenwoordiger die een afspraak heeft. Het gaat af en aan. Die reuring maakt het ook leuk. Lange tijd zei ik: “Na mijn 66e ga ik gewoon door…” Maar vanwege mijn  gezondheid is dat niet slim. Bovendien ligt er genoeg werk op de boerderij; daar ga ik mij straks op richten.’

Welke hobby of passie komt jou als conciërge goed van pas?
‘Ik rijd al jaren in een oude Eend, zo’n Citroën. Als ik daarmee op school kom, krijg ik regelmatig opmerkingen. Ook van docenten, die op de parkeerplaats allemaal herinneringen ophalen. Heel vaak hoor ik: Dat was mijn eerste auto!”Dus ja, zo krijg je mooie gesprekken. “Mag ik er ook nog even inkijken?”, zeggen ze dan.’

Wat zou je schrijven in een brief aan de minister van onderwijs?
‘Vooral dat veel klassen te groot zijn om goed aandacht te kunnen hebben voor alle individuele kinderen. Kijk naar mij, met mijn dyslexie. Zoiets moet je op tijd ontdekken. En iets anders: ik zou het schoolplein vaker willen inzetten voor sport. Op onze oude locatie hadden we een volleybalveld voor studenten. Iedereen kon meedoen en het spel verbroederde. Altijd lol. Ik denk: leg zoiets overal aan, in overleg met de buurt. Dan kan iedereen ervan genieten. Van mij mag de minister daar meer geld voor uittrekken.’

Wat vind je prettig aan deze coronaperiode?
‘De opmars van digitale middelen is best bijzonder. Sommige studenten zouden daar nog extra van kunnen profiteren. Ik denk: laat studenten eerder doorstromen als ze dat aan kunnen. Juist die digitale middelen maken het volgen van een extra les heel gemakkelijk. Je moet vooraf goed bekijken wie er kan versnellen, want voor sommigen is dit een enorme kans.’

Wat is je lijfspreuk?
‘Dan zeg ik: spreek niet óver iemand, maar mét iemand… Ja, ik vind het prettig om open en eerlijk met mensen om te gaan en dat je elkaar erbij betrekt. De lijfspreuk zegt ook iets over vooroordelen. Je hebt soms een eerste indruk, maar die blijkt heel anders als je gewoon in gesprek gaat. Laat ik het zo zeggen: we blijven gemakkelijk haken aan het gedrag, maar vaak zijn mensen positiever dan we denken.’