Onderwijsmagazine

Goodbye: Peter Trip, docent Nederlands

Wie ben je, wat doe je?
‘Ik ben Peter, 63 jaar en docent Nederlands bij Landstede MBO in Zwolle. Ik geef les aan verpleegkundigen en sociaal werkers in opleiding. Het is nog niet mijn laatste jaar op school – al weet je het nooit - maar ik zit wel in mijn laatste periode. Daarom doe ik mee aan deze interviewserie.

Iets over mijn jeugd? De eerste drie jaar bracht ik door in het Groningse Musselkanaal. We woonden bij opa en oma in huis. Er was woningnood in die jaren. Later verhuisden we naar Zwolle, waar ik zo’n beetje ben gebleven. Het heeft alles wat je nodig hebt. Samen met mijn vrouw Anneke heb ik er ruim 37 jaar gewoond. Het enige uitstapje was een jaar Amsterdam. Vlak na mijn studie. Maar daar waren de woningen toen al onbetaalbaar. We wilden graag trouwen en ons ergens settelen. Dus ja, daarom Zwolle.

Sinds twee jaar wonen we in Vilsteren, een dorpje tussen Dalfsen en Ommen. Heel groen en landelijk. Alle ruimte ook om te wandelen, fietsen en tuinieren. Daarnaast klus ik graag. Iets eenvoudigs aftimmeren of een hele woning opschilderen: geen probleem. We hebben vier kinderen en negen kleinkinderen. Ja, rijk gezegend. Ik voel mij echt zo’n familieman.’

Leren als noodzakelijk kwaad

Hoe was je zelf als leerling?
‘Heel middelmatig. Tevreden met een zeventje. Ik vond andere dingen gewoon leuker. Ik nam veel tijd voor hobby’s en vrienden. Ben de eerste keer zelfs gezakt voor het mavo-examen. Daarna deed ik havo en korte tijd de pedagogische academie. Uiteindelijk koos ik de studie aardrijkskunde, en haalde de tweedegraads akte. Ik heb geen vervolgstudies opgepakt, maar wel allerlei cursussen. Ook omdat ik jarenlang decaan was.
Als tiener zag ik leren als een noodzakelijk kwaad. Ik deed het alleen omdat het belangrijk was. Dat wist ik wel. Je zoekt toch zelf je weg. Mijn dochter zat in haar derde jaar aan de universiteit en besloot alsnog te stoppen. Mijn zoon switchte ook na een jaar. Ik maak daar geen punt van. Je mag je vergissen. Meestal is er tijd genoeg om een andere weg in te slaan.’

Waarom koos je voor het onderwijs?
‘Als jongen riep ik: ik word later autoverkoper! Maar ik ben niet zakelijk genoeg. Het onderwijs ontdekte ik dankzij jeugdkampen van de kerk. Ik was zestien en gaf leiding aan zomerkampen voor kinderen van zeven, acht jaar. Prachtig werk. Bovendien was ik gek op mijn opa, die ook zijn hele leven op school had gewerkt. Hij was mijn voorbeeld. Dus ik koos voor onderwijs.

Ik heb weleens gedacht: mensenkinderen, waarom stijgt dat salaris niet wat harder? Ik hoorde een schoonzoon vertellen over het bedrijfsleven. Daar vragen ze soms zevenhonderd euro per maand opslag, omdat ze zo hard werken. Netto, bedoel ik hè. En ik denk dan: tjonge, dat hoef je bij ons op school niet te proberen… Ook dankzij Anneke hebben we het financieel altijd prima gehad. Zij werkt op een basisschool en ging meer uren maken toen onze kinderen ouder werden. Een opgroeiend gezin kost nu eenmaal geld, maar met twee salarissen is het zeker te doen.’

Wat hoop je in dit laatste schooljaar nog te bereiken?
‘Het is nog niet mijn laatste jaar. Misschien ga ik wel drie jaar door. Maar het kan ook dat ik in juni zeg: het is mooi geweest. Dat ligt open. Ik wil het op een fijne manier afronden en ervan kunnen genieten. Vooral van al die gesprekken. Het onderwijs is best intensief. Veel oudere collega’s houden die vijfdaagse werkweek niet vol. Daarom ben ik op tijd gaan afbouwen. Het is mijn tip: steeds een dagje minder, dan blijft het leuk.’

Wat kunnen jonge docenten van jou leren?
‘Ik ben consequent, maar bewaar ook een zekere rust. Ik word niet snel boos op leerlingen. Nooit eigenlijk. Ik zorg graag voor een fijne sfeer. Ook als docent mag je best een fout toegeven. Dat vinden leerlingen prettig. En ik probeer zo snel mogelijk mails te beantwoorden en examens of toetsen na te kijken. Leerlingen hebben een hekel aan wachten.

Uiteraard leer ik ook van anderen. Ik gaf les op de lts en herinner mij een meisje – een stagiaire – dat vanaf het eerste moment overwicht had op die groep jongens. Dat merk je meteen. Het zit ook in de manier waarop je vragen beantwoordt en met hun grapjes omgaat. Ik heb er met bewondering naar gekeken. Ja, zoiets inspireert.’

Strakke scheiding werk en privé

Waar had je zelf iets meer tijd in willen steken?
‘Misschien toch in een vervolgopleiding. Zo’n papiertje biedt altijd mogelijkheden en meer verdieping. Ook had ik wellicht meer aandacht kunnen geven aan collega’s. Ik hield van een strakke scheiding tussen werk en privé. Een afscheid, okay. Maar andere feestjes hoefden voor mij niet. Wel probeerde ik nieuwe collega’s aandacht te geven. Een gesprekje bij de koffieautomaat doet altijd goed. Dat merk je.’

Wat ga je missen als je straks afscheid hebt genomen?
‘Naast de leerlingen en collega’s toch vooral de regelmaat. Zonder schoolrooster mis je een bepaalde structuur. Ik merk dat nu al: vrije tijd vraagt om een nieuwe invulling. Het verlangt actie. Ik wil straks ook de contacten in de buurt een beetje aanhalen. Naast ons woont een gezin waarvan een kind al kwam vragen om bijles. Da’s mooi. Maar ook meer tijd maken voor onze kinderen en kleinkinderen; je kan altijd iets voor elkaar betekenen. Dat doen wij ook via de kerk trouwens. Het vraagt wel om een nieuwe balans, want ik ben ook geen veertig meer hè.’

Welke hobby of passie komt jou als docent goed van pas?
‘Aan leerlingen en studenten vertel ik vaak dat ik sportief ben. Ik skeeler ook, bijvoorbeeld. Zo’n verhaal vinden ze wel interessant. Maar verder? Op school ben ik niet met hobby’s bezig. Ik zeg vaak: mijn hobby is mijn gezin.’

‘Ik maak mij best zorgen om studenten’

Wat zou je schrijven aan de minister van onderwijs?
‘Ik zou vragen om te stoppen met die voortdurende veranderingen. Geef het onderwijs eerst een paar jaar tijd om iets goed in gang te zetten. Nu word je steeds op achterstand gezet vanwege alles wat erbij komt. Bovendien bied je ruimte aan ontwikkeling als je studenten en docenten ook wat vrijheid geeft. Daar ben ik van overtuigd.

Ik maak mij best zorgen om mbo-studenten. Ze zijn zo waardevol, maar missen soms basisvaardigheden. Niet iedereen natuurlijk, maar toch… Is het een gebrek in de opvoeding? Meestal wel. Een stuk fatsoen en normbesef krijg je thuis mee. Als ouders hun rol niet pakken, kunnen wij weinig beginnen. Je moet weten hoe je je presenteert en gedraagt. Niet weglopen na een conflict, bijvoorbeeld. Daar valt nog veel in bij te spijkeren. Gelukkig vormen studenten elkaar ook. Dat is nog het mooiste.’

Wat vind je prettig aan deze coronaperiode?
‘Helemaal niets. Ik mis het contact met leerlingen en studenten. Dat online gebeuren is het niet voor mij. Ik wil klassikaal zinnen bespreken. Maar nu start ik een digitale methode op, waarbij ik hen op afstand volg. Dan zie ik die camera’s weer uitgaan… Nee, ik wil die gezichten zien als ze binnenkomen. Lachen ze? Kijken ze boos? Is er voor mij werk aan de winkel? Ja, ik mis die feeling nu.’

Wat is je lijfspreuk?
‘Geniet van elke dag. Van gezondheid en geluk. Tel je zegeningen en bedank God. Ja, dat vind ik echt. Neem alles niet te zwaar, probeer bijtijds te nuanceren. Ook richting collega’s en leerlingen. Als er iets is, denk dan ook: het is mijn werk, ik los het op.’

Oproep

Zit jij als docent aan het begin of aan het einde van je loopbaan? En werk je bij een opleiding of school die onderdeel is van Landstede Groep? We zijn benieuwd naar jouw verhaal. Neem contact op via redactie@zinmag.nl of bel/app 0628364207.