Onderwijsmagazine

Goodbye: Jan van der Kamp, muziekdocent

Wie ben je, wat doe je?
‘Ik ben Jan van der Kamp, muziekdocent op JenaXL in Zwolle-Zuid en bezig aan mijn laatste schooljaar. Ik woon in het mooie stadje Hasselt. Het is de plek waar ik ben geboren en waar mijn hele familie vandaan komt. In 1977 ben ik getrouwd. We kregen een groot en ook druk gezin met zes kinderen. Thuis kijken we uit op de Grote Kerk en je hebt hier in Hasselt het prachtige Zwarte Water in de buurt. Je zit overal dichtbij. Zowel bij de natuur als de stad. Echt prima.

Mijn moeder overleed al in ’63 en ter afleiding zette oma een harmonium in onze woonkamer. Dan kan je een beetje orgel spelen. Ik was gelijk verkocht. Nu speel ik Bach op het Knol-orgel in de Grote Kerk van Hasselt. Mooi toch? Ik heb zelfs een eigen sleutel van de kerk.

Enorm dankbaar

Het geloof vind ik van levensbelang. Ik denk veel na over leven en dood. Vooral sinds 2015, toen ik tijdens een vakantie in Marokko een levensbedreigende darmbacterie had opgelopen. Ik werd ernstig ziek, raakte in coma en belandde in Zwolle in het ziekenhuis. Acht dagen lag ik daar aan de beademing, helemaal buiten bewustzijn. Het was echt kantje boord. Tijdens de revalidatie liet een van mijn kinderen een foto zien. Die was gemaakt toen ik zo doodstil in bed lag. En ja, zoiets komt wel even binnen… Natuurlijk twijfel ik ook weleens over hoe het allemaal zit, maar dat ik hier nog zo vrolijk kan rondhuppelen is niet zomaar. Ik ben enorm dankbaar dat ik verder mocht en mijn werk kan doen.’

Hoe was je zelf als leerling?
‘Volgens mijn leraren op de lagere school was ik niet het type voor hbs of lyceum. Ik moest en zou naar de mulo in Zwartsluis. Maar daar haalde ik een rapport vol negens en tienen, zodat je nu ook denkt: had er niet meer in gezeten?

Liever de muziek in

Uiteindelijk behaalde ik het diploma – een cijferlijst met allemaal achten - en toen zei iedereen opeens: Joh, doe anders ook nog even de havo. Maar dat wilde ik niet. Ik speelde trombone in een regionale brassband-bigband en wilde liever de muziek in. Gewoon lekker, die vrijheid. Thuis vonden ze dat maar niets, maar ik had mijn zinnen gezet op een muziekopleiding. Gelukkig hield ik voet bij stuk.’

Waarom koos je voor het onderwijs?
‘Het was het eerste baantje dat voorbij kwam, via een advertentie in de krant. Het was bij een opleiding in Zwolle, zo’n voorloper van Landstede. Voor de klas? Ik? Ik had totaal geen idee, maar ik wilde het wel proberen. Dat is mijn instelling: niet te snel terugdeinzen, gewoon ergens beginnen. Dankzij die houding heb ik overal prima kunnen werken. Van Urk tot Zwolle. En van middelbaar onderwijs tot mbo.

Natuurlijk had ik ook direct wel iets met leerlingen. Dat contact, die interactie. Als je daar niets bij voelt, moet je er helemaal nooit aan beginnen. Maar zo geweldig inspirerend is het ook weer niet om blokfluitles te geven aan een klas vol tieners. Je kan leukere dingen verzinnen rondom muziek.

Krankjorum van het lawaai 

Het was vooral ervaring opdoen. Ik heb een jaar in Elburg gewerkt, in een stokoud schoolgebouw met nauwelijks comfort. Een cassetterecordertje was het enige wat ik meekreeg. Veel succes, mijnheer Van der Kamp. Naast mij zat een docent Engels die helemaal krankjorum werd van al het lawaai in mijn klas. Als dit niet snel ophoudt, ben ik vertrokken, zei hij. Tja. Dat was mijn introductie. Je leert er veel van, zullen we maar zeggen.’

Wat hoop je in dit laatste schooljaar nog te bereiken?
‘Werkplezier staat voorop. Sinds mijn revalidatie doe ik het rustiger aan. Ik heb nu een halve baan. Ik geef muziekles op JenaXL en val zo nu en dan in voor collega’s. Het is goed te doen. Ik wil relaxed en met plezier afscheid nemen. Met pensioenopbouw ben ik nooit zo bezig geweest. Misschien is het slimmer om nog langer door te gaan, maar geld is niet alles…

Ik zag laatst nog een advertentie voor een baan bij een ROC in Friesland. Docent Muziek bij de opleiding voor onderwijsassistenten. Mijn eerste reactie was: leuk! Maar nee… Nu stoppen en ruimte maken voor iets anders is beter. Een dikke camper kopen lijkt me wel wat. Als ‘t financieel niet lukt, dan komt er wel weer wat anders voorbij. Ik sta daar heel ontspannen in. Je hebt niet alles zelf in de hand, snap je?’

Wat kunnen jonge docenten van jou leren?
‘Ik denk vooral het sociale aspect. Dat het waardevol is om goede gesprekken te hebben. Zowel met leerlingen als collega’s. Praat ook eens over andere dingen dan onderwijs, denk ik vaak. Al gaat het maar over je stropdas, dat maakt niet uit. Maar zoek elkaar op en maak een praatje. Relatie opbouwen levert zoveel meer op.

‘Praat ook eens over andere dingen

dan onderwijs’

Sinds de invoering van de computer – rond 1990 – is het geouwehoer binnen school een stuk minder geworden. Klinkt gek, maar ik mis dat echt. Veel mensen zitten verstopt achter beeldschermen, in hun eigen wereldje. Dat heb je ook al in de wachtkamer van het ziekenhuis: iedereen kijkt naar zijn telefoon. Pfff, nee… Ik denk dan terug aan begin jaren tachtig. Je pakte je trommel met boterhammen en ging naar de docentenkamer. Eerst een shaggie rollen en dan lekker kletsen. Je voelde daardoor beter aan wat er bij elkaar leefde.’

Waar had je zelf iets meer tijd in willen steken?
‘Dan toch het muziek maken en al die mooie ideeën uitvoeren. In de begintijd hadden we met de vakgroep nog weleens teamuitjes naar Den Haag. In de trein terug bedachten we het ene na het andere project. Aan het meeste kwam je niet toe, omdat de tijd ontbrak. Dat is echt een manco binnen het onderwijs: het past gewoon niet binnen je uren. Toch heb ik altijd veel activiteiten bedacht en opgezet. Een andere invulling voor eindprojecten, bijvoorbeeld. Daar ben ik wel trots op.

Geen fratsen meer

Ik heb veel taalgevoel en kan je alles vertellen over spelling. Eigenlijk had ik best Nederlands willen geven, maar vakinhoudelijk en didactisch schiet ik echt tekort. Ik kon mijn ei kwijt in het organiseren. Iets nieuws opzetten. Eigenlijk zei ik overal ja tegen. Schreef bij gelegenheid een volledige schoolmusical. Ah joh, ik doe het wel even… En ook als er iemand ziek werd: Geen probleem, ik doe ’t wel in mijn eentje… Maar ja, dat had wel een keerzijde. Een burn out ligt altijd op de loer. Na mijn 45e kwam er vertraging om de hoek kijken. Ik kreeg gezondheidsklachten en dacht: Jan, nu geen fratsen meer, je houdt het bij de muziek. Dat is toch mijn basis.’

Wat ga je missen als je straks afscheid hebt genomen?
‘De leerlingen natuurlijk. Vanmiddag heb ik weer les. Dan loop ik dat gebouw binnen en dan weet ik al precies wie er enthousiast op mij af stuiteren om te laten zien wat ze al kunnen spelen. Dan neemt iemand zijn sax mee van huis en dan denk ik: Oei, dat is een lekker volume, maar waar laten we die zijn partijtje spelen?

Aan het eind van de vrijdagmiddag is de pijp wel leeg hoor. Dat merk ik bij meer collega’s. Je wilt iedereen iets bieden en we stoppen tegenwoordig jan en alleman bij elkaar in een groep. Het vraagt veel maatwerk en je moet alle zeilen bijzetten om ze bij de les te houden. Hartstikke leuk. Echt leuk. Maar ik draai er niet omheen: onderwijs is ook vermoeiend.’

Welke hobby of passie komt jou als docent goed van pas?
‘Dan kom ik weer uit bij het organiseren. Reizen naar het buitenland, museumbezoekjes, iets leuks rondom de diplomering: ik vond het altijd een uitdaging om zo’n programma van a tot z te regelen. Hier nog even een tafel en daar kan nog een matje…

Ik hoop dat de jongere generatie docenten ook gelegenheid krijgt om iets te organiseren. Nu merk ik vooral dat iedereen op zijn wenkbrauwen loopt. Collega’s werken keihard en zijn bloedserieus. Terwijl juist een project buiten je eigen klas voor meer verbinding kan zorgen. Het voorkomt dat je te veel op een eilandje zit. Dat organiseren heeft mij daar zeker bij geholpen.’

Wat zou je schrijven in een brief aan de minister van onderwijs?
‘Ik vind het net iets te gemakkelijk om te zeggen: Beste minister, geef meer geld aan het onderwijs. Ik zou zeggen: kleinere klassen gaan ons helpen. Dan is er ook meer aandacht per leerling. En misschien de mogelijkheid dat sommige leerlingen makkelijker kunnen versnellen. Dan moeten we al een heel eind kunnen komen.

Wat vind je prettig aan deze coronaperiode?
Het gaat allemaal net iets meer gestroomlijnd. De lesuren zijn mooi verdeeld over de week en ook de ruimte in het gebouw is veel beter benut. Dankzij die beperking in mogelijkheden kies je sneller voor een optimale indeling. Misschien zien anderen dat niet, maar het valt mij gewoon op.’

‘Het spontane van leerlingen

dat vind ik het mooiste’

Ook onderwijsinhoudelijk zitten er best mooie kanten aan zo’n periode. Er zijn leerlingen die onvermoede kwaliteiten laten zien. Dat je als docent denkt: Wauw, ik wist echt niet dat Jantje dat ook in huis had… De digitale vaardigheden krijgen meer ruimte. Ik gaf de opdracht om een filmpje te maken op basis van een bekende popsong. Sommigen gaan dan helemaal los. Dat is zo leuk om te zien.

Het spontane van leerlingen vind ik het mooiste. Dat je altijd weer wordt verrast. Ik had een klas een canon aangeleerd. Een mooi klassiek stuk. Liepen we tijdens een schoolreis in Praag over straat en wat denk je? Dertig leerlingen begonnen opeens dat lied samen te zingen. Ja, dan kan je mij opdweilen hoor…’

Wat is je lijfspreuk?
‘Ken je die afkorting KWW? Kijken Wat het Wordt? Of eigenlijk: Kieken Wat ’t Wurt? Dat is altijd mijn levenshouding geweest. Ik denk wel bij 80 procent van alle keuzes die ik maakte. Niet teveel bezwaren bedenken, maar gewoon ergens beginnen. Onderweg los je op wat je tegenkomt. Ik zeg niet dat het dan altijd goed gaat. Maar je komt er een heel eind mee…’

 

Oproep

Zit jij als docent aan het begin of aan het einde van je loopbaan? En werk je bij een opleiding of school die onderdeel is van Landstede Groep? We zijn benieuwd naar jouw verhaal. Neem contact op via redactie@zinmag.nl of bel/app 0628364207.