Onderwijsmagazine

‘Ik denk nog vaak terug aan die grandioze sportdagen’

‘Het jubileumboek 75 jaar mavo kan ik iedereen aanraden om de geschiedenis nog eens in te duiken. Maar natuurlijk heb ik ook persoonlijke herinneringen. Het eerste wat bij mij opkomt zijn de schoolkampen. Er waren leerlingen die nog nooit verder waren geweest dan Zwolle. Dan heb ik het over begin jaren tachtig. Toen gingen we in één week naar België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland. Dat was uiteraard een geweldige ervaring. Later zijn die buitenlandse tripjes gestopt en hielden we zeilweken in Friesland. Ook prachtig. Ik ging bijna altijd mee.’

Naast gymdocent was Koning ook dertig jaar decaan en zat hij lange tijd in de MR, de medezeggenschapsraad.
‘Ik denk nog vaak terug aan die grandioze sportdagen. Met een jaarlijkse strijd tussen leraren en leerlingen, en uiteraard wonnen wij altijd.’ Hij begint te lachen. ‘Niet vanwege de prestaties, maar omdat we beter konden intimideren. Op die sportdag hadden we ook vaak voetbalwedstrijden tussen Genemuiden, Zwartsluis en Hasselt. Een flinke pot hoor. Nog net geen oorlog, maar iedereen was bloedfanatiek. Toen had je nog wel meer die concurrentie tussen de verschillende dorpen.’

Koning had in die beginjaren slechts de beschikking over een klein gymlokaal. Toen de school groeide, mocht hij jarenlang uitwijken naar het zwembad. Daar heeft hij zelfs nog leerlingen aan een zwemdiploma geholpen.
‘In die tachtiger jaren waren er strenge winters en hielden we tijdens ijsdagen mooie schaatstochten. Bij Belt-Schutsloot en Giethoorn, bijvoorbeeld. Dat waren indrukwekkende festijnen. Maar ik denk dan ook aan 1987, toen onze adjunct-directeur Bosman op het ijs overleed. Dat was aan het eind van zo’n sportdag. Ja, een dramatisch moment dat op iedereen veel indruk maakte. Het was op de terugweg en we hadden net koffie gedronken in Hotel De Belt. Hij viel zo neer op het ijs. Bijzonder triest.’

‘Na een sportdag dronk je

een biertje met elkaar’

Er veranderde veel in die veertig jaar, merkte Koning. ‘Eind jaren zeventig hadden we twee telefoontoestellen binnen school. Toen ik wegging waren er ruim 600. Tegenwoordig heeft iedereen zo’n ding. Zo was ‘t ook met personeel. In 1977 werkten er vijftien collega’s; veertien mannen en een vrouw. Nu heb je er zestig werken. Dat zijn toch grote verschillen. Ook bij het aantal leerlingen. We hadden een topjaar in 1982. Ik heb ’t nog even opgezocht; toen hadden we 325 leerlingen die mavo deden, nu zijn ‘t er 650 verdeeld over zes verschillende opleidingen.’

Toen Koning op school begon, waren er net wat wisselingen geweest in personeel. ‘Het was een moment waarop ook de leiding wel aanvoelde dat er veranderingen nodig waren. Toenmalig directeur Leenman stemde ermee in dat er meer klassenavonden en schoolreisjes kwamen. Er kwam later ook een schoolkrant. Voor die tijd waren we meer een leerfabriek. Na ’77 draaide het iets minder om het stampwerk en keken we breder naar de ontwikkeling van leerlingen. Dus ook de gewone en leuke dingen, naast alle verplichtingen.’

In die tijd kenden de collega’s elkaar door-en-door, legt Koning uit.
‘Na een sportdag dronk je nog een biertje met elkaar. Dat sfeertje is toch verdwenen. Misschien overal wel hoor. Je kreeg in het onderwijs veel meer parttimers. Dat is niet vervelend bedoeld, maar met zo’n grote groep wordt ’t iets minder persoonlijk. Neem de afsluiting van het schooljaar. Toen we met zijn vijftienen waren, sloten we het jaar altijd af met een tochtje over het water. In de boot van de adjunct-directeur. Het was heel gezellig en gemoedelijk.

Die club van vijftien heeft er jaren gewerkt. De namen kent iedereen in de regio. Ja, dat zijn van die begrippen. Leenman kreeg zelfs een eigen hof naar zich vernoemd op de plek waar de oude school stond. Dat zegt genoeg, lijkt me. Zelf word ik ook nog regelmatig aangesproken door oud-leerlingen. Op het terras, bij het voetbal. Ik woon nog in Zwartsluis, dat speelt ook mee natuurlijk.’

Koning is al een paar jaar weg van school, maar spreekt opvallend genoeg nog steeds over wij en ons.
‘Ja, het blijft onze school. Ook al heb ik bijna geen contact met het huidige team; dat wij-gevoel blijft. Dat Komt ook door alle goeie herinneringen. Vooral aan het oude gebouw. Dat was knus en gezellig, ondanks de vele verbouwingen. Terugkijkend kan je concluderen dat de school door alle fusies kon overleven. Begin jaren negentig kromp het aantal leerlingen. Maar na de fusie met het Agnieten College en later Landstede – konden we toch steeds uitbreiden met een opleiding. Zo hield Zwartsluis een eigen school. Best bijzonder.’

Eerlijk is eerlijk: de fusies waren niet alleen positief. Een zekere eigenheid ging erdoor verloren, constateert hij.
‘De ene directeur ging, de ander kwam. En allemaal uit Zwolle. Het gezellige en knusse van de beginjaren werd minder. Maar je moet wel mee met die veranderingen. Zo is ’t nu eenmaal. Het gebouw is immers ook vernieuwd; van een kleine, oude school gingen we naar een uitgebreid complex met mooie sportfaciliteiten. Dat was zo’n zeven jaar geleden. Ja, dat is geweldig.

Het waren ook grandioze leerlingen. Dat moet ik echt zeggen. Je hebt hier kleine dorpjes met een hechte gemeenschap. Als ik in de stad had lesgegeven, dan had ik ’t onderwijs nooit zo lang volgehouden. Daar ben ik van overtuigd. Het is goed volk, zeg maar.’