Onderwijsmagazine

‘Het allermooiste is dat leerlingen je het gevoel geven dat je iets voor hen hebt betekend’

Hij startte in januari 1980 bij de Schalm aan de Zwolse Palestrinalaan, destijds een school voor moeilijk lerende kinderen van 4 tot 20 jaar. Na de splitsing in 1999 in basis- en voortgezet onderwijs, bleef hij op dezelfde plek werken: nu heette het de afdeling Oost van het Thomas a Kempis College: TAK Oost. In 2012 fuseerden praktijkscholen De Boog en TAK Oost en Anton verhuisde mee, eerst naar locatie Lumijn, daarna naar De Sleedoorn/ De Boog en sinds 2017 naar de nieuw ontstane organisatie TalentStad Praktijkonderwijs aan de Blaloweg nummer 1.

‘Ik heb ‘r nog wel één!’

‘Er was destijds [begin jaren ’80, red.] sprake van grote werkloosheid. De onderwijsbanen lagen niet voor het oprapen, dus ik ging de dag na mijn laatste examen op de PA [pedagogische academie, red.] bij Hendrix’ Veevoeders in Zwolle aan het werk. Ik loste er schepen. Als je niet werken kon dan leerde je het daar wel!

Mijn broer had ook de PA gedaan en een keer vergeefs gesolliciteerd bij de Schalm. Toen ze daar dringend iemand nodig hadden, probeerden ze hem te bellen. Hij had al een andere baan, maar mijn vader die de telefoon opnam zei: ‘Ik heb ‘r nog wel één!’ Een uur nadat ik helemaal stoffig en vies uit mijn werk kwam, had ik een sollicitatiegesprek. Ik zei: Ik weet niets van deze specifieke doelgroep, maar zeg maar wat ik doen moet, dan gaan we dat doen. Ik kon de volgende dag beginnen.

Haantjes in de groep 

De Schalm was een school voor leerlingen van 4 tot 20 jaar. Het was niet alleen een onderwijsinstelling, maar ook een toonaangevend ontwikkelinstituut. Directeur Theo Hoogeveen en het team spijkerden onvoorstelbaar aan de onderwijsweg. Orthopedagoog José Schraven was er werkzaam, een echte orthodidact. Samen met haar ontwikkelden we de methode Zo leer je kinderen lezen en spellen.

De methode wordt nu nog breed toegepast. Het betrof een heel methodische aanpak, met veel herhaling en elke keer een stapje verder. Het zat hem in de basis. Leerlingen hadden er plezier in, omdat ze merkten dat ze echt leerden.

Toen ik op de Schalm begon, waren er al vijf voorgangers gillend weggelopen. Dus daar zat ik alleen met negentien van die dreutels van 7, 8, 9 jaar. Springen, gillen, alles en iedereen rende door elkaar, het was een gekkenhuis. Er stonden een paar van die stoeltjes, die zette ik neer. Ik ging zitten en zei niets. Ik observeerde eerst en ontdekte zo wie de haantjes in de groep waren. Het grootste haantje pakte ik in de kraag en ik zei alleen: zitten. En zo volgde de rest, terwijl ik bijna niets gezegd had. Vanaf dat moment was het goed.

Minder groepsleiders, meer docenten

Met een goede structuur en een flinke dosis liefde kom je een heel eind. Ik wil ervoor zorgen dat we het fatsoenlijk en gezellig hebben in de klas. Dat is mijn uitgangspunt. Het gaat om kinderen die niet voor hun lol naar school gaan. Kijk, ik was zelf ook niet zo’n brave in het onderwijs. Ik snap mijn leerlingen altijd wel. En dat voelen ze ook aan.

Ik heb nooit overwogen om iets anders te gaan doen. Mijn directeur heeft me wel eens verweten dat ik niet ambitieus genoeg zou zijn. Maar ik heb mij altijd comfortabel gevoeld in praktijkonderwijs. Je hebt niet te maken met afgebakende PTA’s [Programma van Toetsing en Afsluiting, red.], je zorgt er gewoon voor dat je een fijne, leerzame omgeving creëert voor je leerlingen.

Slagingspercentage onbelangrijk

Ik probeer er als gastheer een mooie draai aan te geven. Kijk, elke school wil koketteren met het slagingspercentage, dat weet ik wel, maar het boeit me niks. Ik zeg altijd tegen mijn leerlingen: zorg dat je ertoe doet. Het allermooiste is dat (oud-)leerlingen je het gevoel geven dat je iets voor hen hebt betekend. Daar gaat het om.

En wat het docentschap betreft: ik denk dat we terug moeten naar wat werkt. Dus minder groepsleiders, meer docenten. Die [docenten, red.] kijken met hun kennis en kunde onder de oppervlakte naar wat nodig is en brengen de fundamentele orthodidactische en orthopedagogische kennis en vaardigheden mee.

‘Leerlingen kwamen thuis op mijn verjaardag’

We gaan er natuurlijk ook regelmatig tegenaan. Dan ben ik echt de schoolmeester en zeg ik: jongens, even de knop om. Maar dan moet je het ook op een leuke manier brengen, vind ik. Een mooi sausje eroverheen, een vrolijke noot hier en daar. Als de leerlingen en ik geen plezier hebben, is het niet goed en is een dag niet geleefd.

Niet voor niks naar school

Soms zie je ’s morgens al aan een leerling dat het niks wordt vandaag, hoe je ook je best doet. Dan vraag ik zo’n leerling voordat hij naar huis gaat om eens even bij me te gaan zitten. Ik zeg: Wat heb je vandaag opgestoken? Je gaat niet voor niks naar school. Je loopt toch ook niet naar de supermarkt als je niks wilt kopen? Meestal weet zo’n leerling dan wel uit het diepst van zijn tenen iets op te diepen wat hij geleerd heeft.

Geen dag is hetzelfde. Je hebt van die dagen dat ik de bui al zie hangen. Dan zeg ik: als ik last van je heb, word ik pissig. Maar als je me boos maakt, is het nog erger. En het ergste is als je me hellig [boos, red.] maakt. Doe dat nooit, dat wens ik de grootste vijand niet toe. Ooit zei een meisje tegen een andere leerling die vervelend was: dat moet je niet doen, dan wordt de meester heilig! hahaha.’

Anton Pronk (links onder) met collega's van de Schalm, begin jaren '80.

Regels en verantwoording

Vroeger dachten we niet zo in uren en taken. We verdeelden gewoon het werk, iedere docent deed er iets bij. Ik deed eerst stagecoördinatie en later kwaliteit erbij. Maar tegenwoordig moeten alle taken ter verantwoording in uren worden omgezet. Het kàn ook niet meer anders, maar werkt minder breed betrokken. Jij hebt de uren dus regel dat maar. Terwijl de één in een half uur kan doen, waar een ander twee uur voor nodig heeft.

En ook de systemen zijn natuurlijk veranderd. De regels zijn strenger geworden: verantwoording en documentatie zijn heilig. Ook zijn er regels bijgekomen. De monitoring is anders, evenals de begeleiding. De relatie met de leerlingen is anders.

Huisbezoek en verjaardag

Eerder gingen we altijd minimaal eenmaal per jaar bij de leerlingen thuis op bezoek. Mijn leerlingen kwamen bij mij thuis op mijn verjaardag. Je houdt contact met sommige leerlingen. Ik ga bijvoorbeeld al bijna dertig jaar lang elk jaar op bezoek bij oud-leerling Harm: hij belt mij steevast rond 20 november en zegt wanneer ik moet komen.

Je bent met ze begaan. Vroeger moesten bepaalde leerlingen een week naar Test en Training, om te kijken of ze in aanmerking kwamen voor Sociale Werkvoorziening. Daar zat een man die zo schreeuwde tegen de kinderen, dat als ik zijn naam noemde, er een siddering door de klas ging. Leerlingen moesten een maand bijkomen van zo’n week. Ooit zei een stil, verlegen meisje: Meester, ik durf daar niet heen. Zal ik met je meegaan? vroeg ik. En dat deed ik dan. Zo deden we dat. Het gaat om de leerlingen.

Onderweg zijn

Na dit schooljaar stop ik, het is een bewuste keuze. Tijd voor wat anders. Niks moet en heel veel mag. Ik houd van onderweg zijn, zigeuneren noem ik dat wel eens: fietsen of met een camper de wereld in. Kleinzoon meldt zich zeer regelmatig. Tuin vraagt de nodige tijd. Klussen in en rond het huis.

Ik loop twee tot driemaal in de week een rondje met mijn zoon en de honden. Langzamerhand ga ik wat vrijwilligerswerk doen. Zoals ik altijd heb gedaan: ik zie wel wat de dag brengt. Of ik het onderwijs ga missen? Ik weet het niet. Het is goed zo.’