Lianne Berenpas
Petra Seppenwoolde
Ceciel Korsmit
Welke gevolgen heeft corona gehad voor de leer- en ontwikkelbehoeften van studenten? En wat betekent dit voor het handelen van docenten in de begeleiding van studenten? Om die vragen te beantwoorden, zette Landstede MBO Raalte een professionele leergemeenschap, een onderzoeksgroep van docenten, op. ‘Daarmee sloegen we twee vliegen in een klap: een praktijkvraagstuk beantwoorden en docenten professionaliseren’, zegt procesbegeleider Petra Seppenwoolde.
Verstopt in een klein stoffig lokaaltje achter klapdeuren op de bovenste verdieping van Landstede MBO in Raalte, startte ruim een jaar geleden de Sallandse Leergemeenschap Verduurzamen NPO (SLV NPO). Alle vijf Landschappen van Landstede MBO Raalte leverden een docent voor de onderzoeksgroep.
De groep bestond uit procesbegeleider Petra Seppenwoolde en drie docentonderzoekers: Eline den Boer, Agnes van der Hoek en Lianne Berenpas, die elk verantwoordelijk waren voor een onderzoeksvraag (zie ook kader ‘Onderzoeksresultaten’). Samen gingen zij het afgelopen schooljaar aan de slag met hun praktijkonderzoek naar het verduurzamen van de tijdens coronatijd ingezette interventies. Interventies die mogelijk waren dankzij het Nationaal Programma Onderwijs (NPO).
‘Het verduurzamen van de in die periode opgedane good practices was ook noodzakelijk volgens Lianne: ‘We zien dat de leer- en ontwikkelbehoeften van studenten erg veranderd zijn. Corona was daarvoor niet de oorzaak, maar een aanjager. Jongeren van nu zijn doelgerichter en hun spanningsboog is korter.
Ze hebben minder geduld om dingen te doen die ze niet zinvol vinden: thuis leren ze sneller, info is overal voorhanden. Bij docenten, zo bleek uit ons onderzoek, leeft nog het idee dat studenten weer moeten veranderen. Maar het is juist ons onderwijssysteem dat niet meer van deze tijd is.’
‘Door ons onderzoek naar die leer- en ontwikkelbehoeften kregen we ook meer inzicht in wat dat betekent voor docenten en hun teams op de langere termijn’, vervolgt Petra. ‘De volgende stap was dat we wilden weten hoe docenten vanuit good practices studenten kunnen begeleiden: wat hebben zij nodig aan professionalisering? Ook hebben we gekeken hoe we de zorgsystemen rond studenten meer preventief kunnen inrichten.’
Wat de docentonderzoekers vooral in het begin lastig vonden, was hoe ze de opdracht aan moesten vliegen. Ceciel Korsmit, docentonderzoeker bij het Practoraat Docentprofessionalisering van Landstede Groep, heeft toen de groep daarbij geholpen. ‘En ze heeft steeds meegelezen en feedback gegeven op onze plannen. Dat werkte wel goed’, zegt Lianne. Ceciel fungeerde als expert en onderzocht het leren van docenten binnen de leergemeenschap gericht op de ontwikkeling van het onderzoekend- en innoverend vermogen.
‘Ik sparde bijvoorbeeld ook met Petra over wat er gebeurde in de groep, welke interventies het onderzoek bijvoorbeeld zouden kunnen aanjagen’, vult Ceciel aan. Ze vervolgt: ‘Tijdens een gesprek heb ik hen een door ons ontwikkelde praatplaat over innoveren in het mbo naast hun eigen proces laten leggen. Zo ontdekten ze dat een van de fasen in het innovatieproces op de praatplaat, het promoten van ideeën, niet in hun onderzoekscyclus aan bod kwam.
Maar wil je dat een innovatie gaat leven, dan moet je, tussentijds al, draagvlak creëren en dus naar buiten treden. Voor de docentonderzoekers was dat nieuw en de reacties varieerden van: “O leuk, naar buiten toe” tot “best wel ingewikkeld en spannend”.’ Hierdoor krijg je meteen inzicht in het innoverend vermogen. Ze ontdekten dat ze goed bezig waren, maar ook in een fase kwamen dat ze andere dingen moesten gaan doen.’
Ceciel hield ook individuele interviews met de groep om de werkende mechanismen voor de ontwikkeling van het innoverend vermogen te achterhalen: ‘Wat hen enorm hielp in hun eigen ontwikkeling was het samen doen als groep, het mogen leren en experimenteren, dat er structureel tijd en ruimte ingepland is, goed begeleid worden door een procesbegeleider die zorgt voor de juiste structuur en dat expertise kan en mag worden ingevlogen.’
Wat Lianne nog wil benadrukken, is het belang van de groepsgrootte. ‘Juist in een kleine, veilige groep kun je snel schakelen en elkaar aanspreken op elkaars taken en verantwoordelijkheden.’
Dat Lianne deelnam aan de leergemeenschap was geen bewuste keuze: ze had uren over en was daarom de aangewezen persoon voor de taak. Een jaar later kijkt ze met trots terug op wat ze samen gepresteerd hebben. ‘Vooraf was ik heel nieuwsgierig wat het me zou brengen. Ik merk nu dat ik me heel erg heb ontwikkeld, geleerd heb wat mijn kwaliteiten zijn. Ik ben helemaal niet analytisch, maar kan wel heel goed dingen op schrift krijgen, definities maken, samenvatten en clusteren.’
Wat ze in het begin spannend vond waren de interviews met onder andere teamleiders: dat had ze nog nooit gedaan. ‘Maar we deden ze met z’n tweeën en maakten gebruik van elkaars kwaliteiten.’ Voor de enquêtes met de studenten stond ze als propper iedereen in het lokaal naast de kantine te lokken: ‘Dat was ook heel erg leuk.’
Daarnaast leer je volgens Lianne op een andere manier naar de organisatie kijken: ‘Daar waar je als docent vooral met je eigen Landschap bezig bent, keken we nu meer van bovenaf. Ook bijzonder om te ontdekken was dat de opvatting van de rol van coach per opleidingsteam verschilde.’
Petra herkent dat: ‘Zo’n leergemeenschap is een mooie manier om tot professionalisering te komen. Het systematisch werken, vanuit meerdere opleidingsteam mensen bij elkaar zetten op een vast moment, levert zowel de organisatie, die antwoord krijgt op een vraagstuk, alsook de professional, die met iets anders bezig is dan lesgeven, heel veel op.’
Ze licht toe: ‘Als professional ben je op zoveel niveaus je kennis aan het verrijken. Het daagt uit tot verder kijken, ook over de muren van de organisatie. Je mag leren en experimenteren en voor sommigen betekent dat over grenzen heen stappen. Binnen een leergemeenschap werken partijen niet naast elkaar, maar juist met elkaar en omdat van elk team een collega in de leergemeenschap zit, zijn de lijnen korter. Alle kennis en ervaringen die ze opdoen, nemen ze mee naar hun team.’
De leergemeenschap is ook een samenwerking aangegaan met de Vliegende Brigade, een initiatief van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Petra: ‘Vanuit negentien landelijke inzendingen is ons vraagstuk uitgekozen om, op landelijk niveau, theoretisch te onderzoeken. De resultaten verwachten we dit najaar.’