Onderwijsmagazine

Mbo is toe aan een nieuwe leercultuur

Naast adviseur voor de mbo-sector is hij voorzitter van de werkgroep docenten #MBO2030. Tot afgelopen april was hij bovendien als bijzonder hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt verbonden aan Tilburg University. Met enige regelmaat publiceert hij over het beroepsonderwijs. Onlangs schreef hij op LinkedIn dat het mbo een nieuwe publieke opdracht nodig heeft.

Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Kortweg: dat er tijd en ruimte nodig is voor ontwikkeling, ook vanuit de politiek. De mbo-instellingen zijn ingericht in de jaren negentig - een periode van jeugdwerkloosheid. Maar nu is er sprake van structurele arbeidsmarktkrapte.

Het kabinet moet scholen ruimte geven zich te ontwikkelen. Dat raakt ook aan de klassieke opdeling in lager en hoger onderwijs; die is niet meer van deze tijd. Onderwijsminister Dijkgraaf noemt het een waaier waarin het mbo in waardering meer gelijk wordt getrokken met andere vormen van onderwijs.'

'Het is ouderwets om nog te denken in boven- en ondergeschikt onderwijs. Maar je bent er ook niet als je alleen denkt in theoretisch of praktisch onderwijs. Ik noem maar iets: een timmerman moet kunnen rekenen en stellen, dat vraagt kennis en ruimtelijk inzicht. Terwijl een rechtenstudie praktisch is, maar ook inzicht vraagt in jurisprudentie en wetgevingsleer. Met de hoog-laag opdeling doe je onderwijs geen recht.’

Welke veranderingen nodig zijn, beschreef hij twee jaar geleden in vaktijdschrift Profiel. Dat deed hij samen met onderwijsspecialisten Max Hoefeijzers en Onno Hans Noteboom. 

‘We pleiten voor drie belangrijke veranderingen binnen het beroepsonderwijs. De eerste: er is een nieuwe publieke opdracht nodig. De tweede: je hebt meer ruimte nodig in de regio om in te spelen op de aansluiting tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. En de derde: er is vanuit het mbo meer specifieke kennis nodig over wat er gebeurt binnen het bedrijfsleven. De diepgang van het bedrijfsleven wordt op veel scholen onderschat.’

De ontwikkeling binnen het mbo staat een beetje stil, merkt hij.‘In 2012 is de kwalificatiestructuur aangepast, zijn keuzedelen geïntroduceerd en profielen aangebracht. Maar de facto is daarna niet zoveel veranderd. Er is gepraat over het aantal uren onderwijs en er is gekeken naar flexibilisering door de ontwikkeling van modulair onderwijs. Dat zijn vooral procedurele punten.’

Veel jongeren willen zelfstandig aan de slag

‘In diezelfde periode is het bedrijfsleven snel veranderd door technologie en digitalisering. Bovendien zie je belangrijke verschuivingen op de arbeidsmarkt en met name bij jongeren. Zij nemen nieuwe, veelal digitale identiteiten aan.

Veel jongeren willen zelfstandig aan de slag; van cultureel ondernemer tot loodgieter. Je kunt zeggen: die technologie leidt tot een upgrading van het vakgebied en er wordt steeds meer gevraagd van studenten. Daarnaast gebruiken veel studenten het mbo als opstap richting hbo. Dus tussen al die stromen zitten ook nog eens grote verschillen.’

Vernieuwing van het beroepsonderwijs vraagt om herdefiniëring, vindt Van der Meer. ‘Veel arbeid bevat denk- én doe-arbeid. Kijk naar ICT-professionals; dat zijn echt niet alleen maar doeners. Zij moet ook veel kennis hebben van netwerken, infrastructuur, processen in bedrijven en de laatste software. Het is dus denken én doen.’

Hij beschrijft vier metacognities waaraan het onderwijs meer aandacht moet besteden.

‘Het eerste is leren kiezen. Je moet als jongere nu uit wel héél veel opleidingen en vakken kiezen. Je zou dat drastisch kunnen inperken en dan worden betere keuzes gemaakt. Tegelijkertijd zien we dat bijna iedere school de nadruk legt op de gepersonaliseerde leerroutes van studenten. Maar waar moet je uit kiezen? Dat vraagt om het ontwikkelen van zelfregie. Je moet dat eerst leren. Het helpt ook als er aan het begin van een studietijd een periode van oriëntatie of socialisatie is.’

Studenten moeten ook leren leren, zegt Van der Meer. ‘Hoe ga je om met moeilijke vraagstukken? Hoe kun je samen iets oplossen? Wat kun je alleen doen? Welke kennis heb je nodig om te innoveren?

Dat is moeilijk genoeg en vraagt om een structuur van opdrachten die toenemen in complexiteit. En dan is het ook leren leven. Dus leren omgaan en samenwerken met andere mensen. Persoonsvorming om jezelf te redden in de samenleving. Weten hoe je elkaar kunt aanspreken; dat is essentieel.’

‘En als vierde leeronderdeel is er het leren werken. Dus de basisroutines van werkprocessen onder de knie krijgen. Hier laat de technologie zich gelden, want die leidt tot een versnelling van werkwijzen en tot het gebruik van real time information in het leren en werken. Dus: hoe kun je informatie vertrouwen en kennis hergebruiken? Dat moet je leren.’

Het mbo gaat niet alleen over het aanleren van skills en vaardigheden, weet Van der Meer. ‘Ik noem het liever capaciteiten of capabilities die je kunt ontwikkelen. Dat is niet een lineair vraagstuk. Het gaat om circulaire leerprocessen met terugkerende reflectie en kennisdeling met anderen. Voor een duurzame inzetbaarheid kom je na een paar jaar terug op school om nieuwe kennis en inzichten op te doen. Want het is belangrijk dat je onder alle omstandigheden blijft ontwikkelen. Nu als student, maar ook als je al aan het werk bent.'

Dat vraagt meer wisselwerking tussen school en bedrijf. ‘Door de schaarste van personeel bestaat de neiging om een student in te zetten als jonge medewerker. Maar nieuwe werkenden moeten naast werktaken ook echte leertaken hebben, anders lopen ze weg. Dat is een verantwoordelijkheid die school en bedrijf samen dragen. Het verlangt naar meer structuur binnen de beroepspraktijk en de bereidheid om van elkaar te willen leren. Die regionale afstemming kan worden verdiept en daar is nieuwe publieke ruimte voor nodig.’

‘De vraag is: hoe gaan scholen en bedrijven groepen studenten begeleiden als er personeelsschaarste is? Welke kennis is dan belangrijk? Het zal helpen die reële beroepservaring beter vast te leggen en de kennis daarover te delen. Momenteel is de leercultuur in Nederland helemaal niet zo positief, blijkt uit enquêtes. Die cultuur verbeter je door wendbaar te zijn en de precieze kennis daarover te delen.’

Er is vanaf 2010 door de rijksoverheid vrij veel geld gestoken in regionale investeringsfondsen, vertelt Van der Meer. ‘Voor het mbo zijn dat regionale ontwikkelingsprojecten vanuit Techniekpact en later het Zorgpact. Er zijn overal learning hubs en nieuwe leeromgevingen ontwikkeld, maar het resultaat is weinig diepgaand geanalyseerd.

Ervaring en kennis moet meer gedeeld worden

In Nederland hebben we de internationale STEM (Science, technology, engineering en mathematics, red.) feitelijk gemist. Tegenwoordig heet het STEAM, met aandacht voor Arts erbij. Scholen die dat doen worden blij! En je moet de vernieuwing volhouden. Niet stoppen als de subsidie wegvalt, maar dat met elkaar zien te ondervangen. Want het leren kiezen, leren leren, leren leven én leren werken vraagt juist om doorontwikkeling.’

Er zijn veel voorbeelden van samenwerking, waaronder de Techniek Academie in Harderwijk en de samenwerking van middelbaar en hoger beroepsonderwijs in het economisch domein.

‘Er wordt geëxperimenteerd met het verbinden van studenten aan leerbedrijven. Dat vraagt om nieuwe vormen van coaching en begeleiding op de werkvloer. Iedereen heeft de uitdaging om die kennis weer verder te brengen. Vertel elkaar wat wel of juist niet werkt. Dus: de inhoud van best practices delen met het hele onderwijsveld. Dat gebeurt nu onvoldoende, want ervaring en kennis blijven vaak op de locaties hangen.’

'Bedrijven zijn ontzettend zenuwachtig, omdat het ontbreekt aan voldoende mensen in de digitalisering, de energietransitie of de zorg. Echt iedereen is nodig. Dus we kunnen het ons niet permitteren dat veel mensen uitvallen.’

Dat vereist ook meer samenwerking tussen scholen. ‘Nu zien scholen elkaar te veel als concurrenten, maar de opdracht is overal gelijk: we moeten onze studenten voorbereiden op die beroepspraktijk. Dan is het vreemd als onderwijsinstellingen alleen een eigen programma draaien. Veel te veel studenten vallen uit, gaan werken of schrijven zich aan de overkant van de straat in bij een ander college.

Dat vergt collectieve oplossingen tussen scholen, zowel binnen als tussen voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. En het vraagt om samenwerking tussen mbo-docenten. Zij moeten uitstekend op de hoogte zijn van wat er speelt in het bedrijfsleven en zelf ook beschikken over goede digitale vaardigheden. Heel eerlijk: die vaardigheden liggen nu soms op startniveau. Dus ja, hoe wil je dan een student klaarstomen?’