‘Leerlingen met bravoure hoor je nog steeds, de stillere kinderen blijven bescheiden op enkele uitzonderingen na. Daarin verschilt het online leren niet van het normale onderwijs.’ Joël Timmerman, docent Engels bij het Vechtdal College in Dedemsvaart, vindt dat zijn leerlingen het afstandsleren goed oppakken. Ook Regina Siebelink, docent Frans bij JenaXL in Zwolle, is tevreden: ‘In drie dagen hebben we alles gedigitaliseerd en konden we van start.’
Joël komt met een anekdote die deze tijd perfect symboliseert. ‘Ik werd gevideobeld. Een leerling wilde dat ik hem hoorde gitaarspelen. Prima. Achteraf realiseerde ik me dat hij gewoon even contact wilde. Leerlingen missen school. Andersom is dat ook zo: ik mis de interactie, de onderlinge lol. In de chat hoor je geen stemmen en op beeld is het net allemaal wat vlakker.’
Regina merkt dat ook: ‘Ik heb geen idee met wat voor emotie, ze achter die laptop zitten. En snappen ze het wel? Dat is nu moeilijk te peilen. Daarop inspringen, door juist die ene leerling een beurt te geven: dat kan nu niet. En als ik een vraag stel is het fijner als je respons krijgt. Daar heb ik het ook met de groep over gehad.’
‘En in plaats van vragen om stilte of ze hun vinger laten opsteken laat je de microfoon dempen en zetten ze vragen in de chat. Eigenlijk moet je opnieuw klassenmanagement leren.’ Wat haar ook opvalt: ‘Je weet niet wie er meekijken. ‘Ja mam, dit is Regina” hoor je dan ineens.’
Op het Vechtdal College krijgen de leerlingen bij Engels les met een game met aan henzelf gekoppelde spelkaartjes. Na het afronden van opdrachten kunnen ze nieuwe kaartjes, met nieuwe transformaties, vrijspelen. Deze krijgen ze digitaal of – wat de meesten doen – ophalen op school.
Regina en Joël merken dat de meeste leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, de videolessen in Microsoft Teams volgen en het huiswerk serieus maken. Joël vindt het knap: ‘Ze zijn wel ineens in het diepe gegooid.’
Voor leerling Merle Prinsen (1 havo/vwo, Vechtdal College) was dat ook zo: ‘Vooral de eerste week was wennen, het chatten en videobellen en je ziet je leraren niet. En bij sommige vakken moet je langer wachten op antwoord omdat sommige leraren alleen op bepaalde dagen bereikbaar zijn.’
Tess van der Worp (2 vmbo-tl, JenaXL) kon bijna een week niet in Teams: ‘Vervelend, ik hield contact met school via mijn telefoon en Whatsapp.’ Het hoe en wat rond Teams had ze uitgezocht met haar moeder: ‘Die is best wel slim met dat soort dingen. Zo kon ik ook weer klasgenoten helpen.’
Om leerlingen gemotiveerd te houden, zetten Regina en Joël gamification in. Joël biedt huiswerk aan via een zelf ontwikkelde game waarmee leerlingen spelenderwijs alle vaardigheden leren. De leerlingen zijn enthousiast: via de weekevaluatie reageren ze positief over Engels.
Maar uit de evaluatieformulieren van beide scholen blijkt meer: de structuur is weg. Leerlingen krijgen weliswaar iedere week een weekplanning, maar social media lonkt.
Daan Schuurhuis, Merles klasgenoot, herkent dat: ‘Na school wil ik alles snel klaar hebben, zodat ik met vrienden kan afspreken. Maar nu heb je heel veel tijd en dan kun je eerst nog wel even op de iPad.’ Tess heeft dat ook. ‘Terwijl we nu veel minder les en huiswerk hebben. Maar op school moet je het gewoon doen.’ Merle vindt het juist wel fijn werken thuis, want er zijn geen klasgenoten die haar afleiden. Ze maakt haar huiswerk meestal gelijk, dat voorkomt stress.
De thuiswerkplek van Regina: ‘Een gecreëerd en geïmproviseerd hoekje dat er voor de coronatijd niet was.’
Om structuur aan te brengen, neemt Joël een stappenplan door met zijn leerlingen. ‘Ouders kunnen daarbij ook helpen: bij de dagplanning en door ervoor te zorgen dat hun kind zijn vragen aan de docent stelt. Tegelijk zeg ik ook dat ze niet te kritisch op zichzelf moeten zijn, alles hoeft niet perfect te zijn.’
Regina kent haar stamgroepleerlingen en hun thuissituatie goed. ‘Krijg ik geen contact, dan bel ik de ouders. Of ouders sturen mij een berichtje als zij iets signaleren. Wij hebben ook een klankbordgroep opgericht waarin leerlingen en ouders meedenken.’ Leerlingen die niet thuis kunnen leren – ongeveer vijf – kunnen terecht op het Vechtdal College.
Joël is niet bang voor achterstanden. ‘Natuurlijk loopt het anders. We geven minder en korter les. Huiswerk geven als gebruikelijk is niet realistisch zonder al die uitleg en aandacht op school. En differentiatie is lastig. Maar docenten worden ook vindingrijker: ze plannen bijvoorbeeld extra, vrijblijvende vakinstructielessen waar leerlingen zich ook voor aanmelden. Eigenlijk scheiden we nu het kaf van het koren: we kijken welke kennis leerlingen momenteel echt nodig hebben om grote achterstanden te voorkomen.’
Joël belt ook veel met zijn coachleerlingen over hoe het gaat. Regina: ‘We houden de lijntjes kort via alle mogelijke kanalen en doen ons best leerlingen zo snel mogelijk te antwoorden.’ Joël: ‘Je wordt flexibeler.’ Regina beaamt dat.’ ’Ik heb een klein kind thuis. Dus werk ik ook ‘s avonds.’
Joël constateert dat het afstandsleren voor een leerling die altijd thuis onderwijs volgt, juist goed uitpakt: ‘Zij kan nu meteen meedoen. Daardoor heeft ze het gevoel beter onderwijs te krijgen. Hier had ik eerder wat mee kunnen doen. Maar ja, de waan van de dag...’
De leerlingen hopen dat ze snel weer naar school kunnen, ook al gaat het nu goed. Daan: ‘Het is fijner om in de klas vragen te stellen en uitleg te krijgen.’ Merle en Tess willen graag hun vriendinnen weer zien. En ook de schoolpauzes zijn veel gezelliger.
Wanneer alles weer normaal is, kijken beide scholen wat ze meenemen. ‘Bijvoorbeeld ’s middags een extra online instructiemoment voor wie dat wil of nodig heeft’, oppert Joël.
Regina weet nog dat ze heel stellig was bij de eerste geruchten over het sluiten van de scholen: zij zou nooit digitaal lesgeven. ‘Voor je het weet maak je een foutje en sta je op Dumpert. Maar als het zover is, denk je daar niet meer aan. Dan is het snel normaal en ben je al blij dat je ze ziet.’