Onderwijsmagazine

Goodbye: Margôt Langhout, docent Duits, Thomas a Kempis College

Wie ben je, wat doe je?
‘Ik ben Margôt Langhout, 65 jaar oud en werk als docent Duits op het Thomas a Kempis College in Zwolle. Dit is mijn laatste jaar voor de klas.

Ik ben veertig jaar getrouwd met Gerbrand. We hebben een dochter en een zoon en twee kleinkinderen. Ik ben geboren in de stad Groningen, maar in mijn kindertijd zijn we vrij vaak verhuisd. Eerst naar Leidschendam, daarna naar Den Haag en later Deventer. Voor mijn studie Germanistiek ging ik terug naar Groningen, op de Rijksuniversiteit leerde ik daar Gerbrand kennen. Toen we op zoek waren naar een bouwkavel, hebben we twee jaar bij mijn ouders in Deventer gewoond. Uiteindelijk konden we in Raalte een huis laten bouwen, waarin we nog altijd met veel plezier wonen.

Ik heb een katholieke opvoeding gehad en voel mij sterk verbonden met die leefwijze en traditie. De meeste katholieken zijn niet zo strak en dogmatisch. Je onderschrijft de waarden, maar er blijft ruimte voor eigen interpretatie. Dat past bij mij. Ik vind het jammer dat er op school zo weinig is overgebleven van de christelijke identiteit. Bij wijze van kerstviering mocht ik vorig jaar samen met leerlingen naar museum De Fundatie. Zoiets gaat mij veel te ver. Want waar is dan de kerstgedachte? Ik mis de sfeer, maar ook de inhoud van hoe we dat vroeger deden. Met een kerkdienst, een kerstlunch en samenzang op school.’

Hoe was je zelf als leerling?
‘Ik was heel actief en betrokken. Ondanks alle verhuizingen en verschillende scholen had ik het prima naar mijn zin. Ook de middelbare school vond ik fijn. Je had allerlei extra activiteiten. Na schooltijd deed ik aan modern ballet, maar je kon ook meespelen in een musical, dansen of bijvoorbeeld volleyballen. Er was volop uitdaging.

In de klas was ik best wel een kletser en kon ik goed spieken. Vaak wist ik de antwoorden wel, maar wilde ik controleren of ik ze goed had. Jammer voor onze leerlingen, want de meeste afkijktrucjes doorzie ik snel. Een antwoordenboek verstopt in een wijde blouse, een been volgeschreven met rijtjes naamvallen; in 43 jaar onderwijs kom je van alles tegen.’

Waarom koos je voor het onderwijs?
‘Mijn vader was directeur op een mulo en mijn moeder docent Verpleegkunde. Een echt onderwijsgezin. Veel meiden uit mijn klas wilden naar de Pedagogische Academie, maar dat was niet direct mijn keuze. Ik wist alleen: ik wil studeren en later iets doen met mensen.

In Deventer deed ik eindexamen in dertien vakken. De manier waarop mijn docent Duits omging met literatuur sprak mij enorm aan. Hij liet ons toen al luisteren naar geluidsopnamen van hoorspelen. De pure schoonheid van die taal, zo meeslepend. Uiteindelijk koos ik voor de studie Germanistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Je werd vertaler of docent, meer smaken waren er niet. Toch ben ik nog altijd blij met de keuze.

Ik begon op het Thomas a Kempis toen ik 23 was. Ik kreeg een vast contract maar kon vanwege formatiewijzigingen niet blijven. Vervolgens kon ik terecht bij de Revius Scholengemeenschap in Deventer, maar ook daar moest de formatie krimpen. Toen kreeg ik de tip dat er een plek vrij kwam op het Thomas a Kempis College. Dus terug naar Zwolle, waar ik met plezier ben gebleven.’

Wat hoop je in dit laatste schooljaar nog te bereiken?
‘Ik heb er bewust voor gekozen om die laatste periode les te geven aan de onderbouw. Daar besteed je relatief veel tijd aan grammatica en dat vind ik belangrijk. Bij Duits oefen je de vaardigheden lezen, schrijven, luisteren en spreken. Voorheen lag de nadruk meer op grammatica. Ik ben daar voorstander van. Hoe meer basis je legt, hoe verder je komt in de taal.

Dit is een jaar van loslaten. Ik kijk er naar uit dat ik straks meer zelf de agenda kan invullen. Vaker op pad met mijn man. Genieten van vrije tijd. Ik ga zéker niet stil zitten. We hebben op Teuge ook een vliegschool, dus we zullen ons niet vervelen.’

Wat kunnen jonge docenten van jou leren?
‘Ik ben duidelijk en consequent. Ik zorg voor structuur in de klas. Dat is iets anders dan streng zijn, vind ik. Leerlingen willen weten waar ze aan toe zijn. Zo creëer je een veilige leeromgeving waarin ze optimaal kunnen functioneren. Er wordt verschillend over gedacht, maar ik vind het belangrijk om eisen stellen. Verreweg de meeste leerlingen willen zelf ook presteren en succeservaringen opdoen. Het mooiste compliment om te krijgen? Dat is als ze bij de diploma-uitreiking zeggen: het waren gezellige lessen en ik heb heel veel van u geleerd. Ja, daar doe ik het voor.’

Waar had je zelf iets meer tijd in willen steken?
‘Het onderwijs verandert snel en – laat ik mij voorzichtig uitdrukken - niet elke vernieuwing is een verbetering. Met name de leesachterstand bij leerlingen baart mij zorgen. Voorheen moesten examenleerlingen twintig Duitse literaire werken lezen. Nu nog maar drie. Ik vind het een gemiste kans. Neem het werk van Goethe, Borchert en Süskind; als je uit alle periodes iets leest, krijg je veel context mee. Je leert de taal, maar ook de cultuur. Dus ja, als ik de kans had gekregen, dan was er nog veel en véél meer aandacht besteed aan literatuur.’

Wat ga je missen als je straks afscheid hebt genomen?
‘Vanzelfsprekend de omgang met leerlingen. Die ontwikkeling tussen het twaalfde en achttiende levensjaar is zo boeiend om te volgen. Ze krijgen een eigen mening en vormen eigen inzichten en gedragingen. Daar geniet ik van. Ik geef nu nog drie dagen per week les en alleen aan vwo-klassen. Naar mijn idee kan ik nog wel tien jaar door, zo leuk vind ik het. Maar ik voel wel dat ik ouder word. Ook met het oog op alle veranderingen merk ik dat de flexibiliteit afneemt.’

Welke hobby of passie komt jou als docent goed van pas?
‘Ik hecht waarde aan juiste omgangsvormen, dus daar besteed ik aandacht aan in de les. Op de juiste toon iets vragen of benoemen; een kind moet dat leren. Het is opvoeding. Helaas krijgt niet iedereen dat mee van thuis. Het begint al met de presentielijst. Ze zeggen bijvoorbeeld ‘yo’ als ik hun naam voorlees. Ik verbeter hen door te zeggen: ja mevrouw. Eerst is er dan nog gegiechel, maar daarna is de toon gezet. Beleefd en vriendelijk zijn, respect hebben voor elkaar; daar hamer ik op.’

Wat zou je schrijven in een brief aan de minister van onderwijs?
‘Elke minister wil na zijn aantreden een stempel drukken op het onderwijs. Dat lijkt logisch, maar het leidt tot zwalkend beleid. Steeds weer iets nieuws. Ik zou schrijven: geef leerkrachten en docenten eerst eens de tijd om de lesstof goed toe te passen en zet de handrem op voortdurende veranderingen.

Wat vind je prettig aan deze coronaperiode?
‘Online onderwijs is een enorme uitdaging, maar mij is het goed bevallen. Ik heb niet veel kaas gegeten van computers, maar kreeg hulp van mijn man. Juist digitaal zijn er genoeg mogelijkheden tot contact en interactie. Ik heb online bijvoorbeeld ook mondelinge schoolexamens afgenomen. Bovendien vind ik de focus prettig. Mijn klaslokaal zit aan een gang richting het gymlokaal. De hele dag door komen daar leerlingen langs. Er is dus altijd afleiding. Online heb je daar minder last van.’

Wat is je lijfspreuk?
‘Dan kom ik uit bij deze klassieke regel: Übung macht den Meister. Of in het Nederlands: Oefening baart kunst. Op school krijg je alle gelegenheid om te leren, je hoeft het niet meteen te kunnen, maar het verlangt wel inzet. Dus: schouders eronder, veel oefenen en het einddoel in zicht houden. Die houding heb ik zelf ook altijd gehad: probeer er zoveel mogelijk uit te halen.’

Oproep

Zit jij als docent aan het begin of aan het einde van je loopbaan? En werk je bij een opleiding of school die onderdeel is van Landstede Groep? We zijn benieuwd naar jouw verhaal. Neem contact op via redactie@zinmag.nl of bel/app 0628364207.